Biotex vol enzymen reinigt. Het verwijdert eiwit- en
vetvlekken. Weet u wat ook een zuiverende enzymenbom is? Hondenstront. Lipase
verteert vetten, trypsine breekt eiwitten af, amylase zet zetmeel gedeeltelijk
om in suikers; alle drie enzymen aangemaakt door de alvleesklier. En reken maar
dat men vroeger de reinigende werking ervan kende.
In de eerste plaats de bewerkers van
huiden door de eeuwen heen, tot in het begin van de 20ste eeuw. “Hondenstront
wordt ook door de leerlooiers gebruikt, net als duivenpoep.” “ Bij de verwerking (…) moeten de arbeiders
de hondenstront met de hand op de huiden smeren. Dat wordt gedaan om het leer
te “purificeren” (…) en van die term is het woord “pure” (hondenstront)
afkomstig. De uitwerpselen hebben een samentrekkend middel en zijn zeer
alkalisch, ze hebben, om met de woorden van mijn informant te spreken,
“reinigende” eigenschappen. Als de hondenstront in het vlees (vleeszijde HdG),
en de nerf van de huid is gewreven, en als de huid aldus gereinigd, is
opgehangen om te worden gedroogd, dan verwijderen de uitwerpselen in feite al
het vocht.”
De strontjutters hadden hun eigen
stadswijken en “verkochten de verzamelde hondenpoep aan de leerlooiers, die de
uitwerpselen gebruikten om de kalkbrij weg te halen die ze weken eerder op de
huiden hadden gesmeerd om de vacht te verwijderen. Een proces dat als ‘de
onaangenaamste klus in het hele productieproces’ wordt beschouwd, zoals een van
de looiers zei.” (Deze gegevens uit: Johnson p. 20 en 262. Hij gebruikt
aanhalingen van Henri Mayhew uit 1851).
De strontjutters verdienden goed. Men hield de groep besloten om de verdiensten veilig te stellen. Tot rond 1900 werd volop met hondenstront in de leerlooierijen gewerkt. Tot rond 1910 toen de enzymen industrieel gemaakt werden.
De strontjutters verdienden goed. Men hield de groep besloten om de verdiensten veilig te stellen. Tot rond 1900 werd volop met hondenstront in de leerlooierijen gewerkt. Tot rond 1910 toen de enzymen industrieel gemaakt werden.
Een prachtige illustratie van het
gebruik van de uitwerpselen van die wandelende chemische fabriekjes is die uit
het handschrift uit 1505 dat ligt in de bibliotheek van Krakau (Behem). In het
midden zien we het poepende hondje. En op de voorgrond de huidenbewerker die op
de boom een huid schoon schraapt. Maar erbij zit een kennelijk uitrustende
kaartspelende man met een mand en een schepje. En dan zien we, ons oog over de
voorstelling gaand, via het poepende hondje, in de poort een man, temidden van
kippen op weg naar de stad op de achtergrond, met net zo’n mand en net zo’n
schep. Het is duidelijk: hier zien we stadse hondenstrontjutters ten dienste
van de leerlooier (garbaze = leerlooier). Begrijpelijk ook voor zo’n geurende
plek: een ommuurde plaats, buiten de stad, met een waterputtende man, want
gespoeld moest er worden! (Verg. Reed p.94). Doorgaans lag een leerlooierij op
een minimum vastgestelde afstand van een stad, met een heersende stadse wind
(zien we dat aan de richting van de vlaggetjes?). Zo hebben eens archeologen
die resten van een looierij vonden, kunnen bepalen dat er en in welke richting
en op welke afstand een woonplaats moest hebben gelegen, die ze ook
daadwerkelijk vonden. (Reed p. 95).
Hou nou maar op, je hebt het over
leerlooiers, maar waar blijft onze perkamentmaker, denkt u. Was dat ook zo’n
stinkende hondenmestgraaier? Nee toch, die oogverblindende manuscripten … dat
kan toch niet!
De
Joodse traditie noemt ook mest van honden. Daarnaast de fermentatie met
plantaardige sappen en meel (Ryder). “Verschillende methodes van ontharing
schijnen te zijn gebruikt bij de Joden, mogelijk op verschillende momenten. In
hoofdzaak komen ze hierop neer: weken in water om bacteriële werking op gang te
brengen, behandeling met poep (bacteriën) en fermentering met plantaardige
sappen en meel.” (p. 394). Menahem Haran bespreekt uitvoerig de bereiding van
huiden voor Bijbelse Rollen in Oosters en Westers Jodendom van Qumran tot in de
Hoge Middeleeuwen. Hij noemt uitdrukkelijke de rol van hondenmest: “Als
aanvulling van ‘zouten’, vermelden de (Rabbijnse verslagen) die blijkbaar bedoeld was voor de
fermentering en voor het zacht maken van de huid.” “Het gebruik van hondenmest
voor bereiden van huiden is ook aangeven in de Talmud en was wijd verspreid in de Middeleeuwen en
in alle Islamitische landen, …” [p. 16]. Zo ook in Haran 1991, p. 36 Het is uit
die oude traditie die stamt van ver voor onze jaartelling dat de methodes van
perkament maken naar Europa zijn gekomen. Veelal via Andalusie met de
vruchtbare contacten van de Arabieren met de Joden.
Armeens recepten spreken van duivenmest:
“En als de huid groot is en hard en erg droog, neem dan duivenpoep en maak een
mengsel en laat de droge huid erin en laat hem drie dagen, dan is hij soepel.
Of neem samengeperste afgeroomde melk (yoghurt) en doe net zo.” En een tweede:
“ … En was de grote huid van de lijm af en maak dun water met duivenmest en leg
de huid erin. En haal hem na twee of drie dagen eruit en was hem goed en
herhaal dat nog eens.” (Matenadaran, Yerevan, recept M 6924, 118a-119a, in de
marge, 18de eeuw).
Er is nu geen looierij in de wereld die niet
de industrieel vervaardigde enzymen, vanaf ongeveer 1910, gebruikt. Evenzo
gebruiken perkamentmakerijen vaak die
enzymen. In Israel zag ik in de werkplaats van Jacob een zak met de poeder
enzymen staan. In Brazilië is het in de grote perkamentwerkplaats, merkte ik
aldaar, een normaal gebruik. Zo ook in die van Tsjechië. Menig perkamentmaker
echter houdt zijn werkplaats, begrijpelijk, gesloten voor vreemden. Ieder heeft
zijn eigen geheimen. Dat geeft verschillen. Zozeer dat perkament op de tast
thuis te brengen is bij een perkamentmaker. Je kunt eigenlijk ook niet zonder
een ‘schoonmaakmiddel’.
Perkament, een halfproduct.
Wat tot nu besproken is, is de eerste fase van
leerbereiding en perkament maken. De leerlooier gaat na de eerste
schoonmaakfase over naar de tweede fase, het eigenlijke looien en verandert de
huid in een onomkeerbaar spanningloos product. De perkamentmaker stopt met zijn
baden. Hij spant de natte, geschoonde huid strak op een raam. Dat moet hij wel,
anders krijgen we een keiharde, ineengeschrompelde, donkere, halftransparante
huid. Legt hij deze huid in die harde staat en ook de uiteindelijk geheel
afgewerkte huid, het perkamenten vel, weer in het water dan keert deze terug
naar het eind van de eerste fase, het is dus een omkeerbaar proces. Kauwbotten
van honden bestaan uit in elkaar gedraaide huid aan het eind van de eerste fase,
keihard, maar wanneer de hond erop kauwt wordt hij soepel.
Om de
vier gevolgen van de niet opgespannen huid voor te zijn, moet de perkamentmaker
de huid niet alleen opspannen, maar ook, wil hij mooi soepel perkament maken, deze
als een fysiotherapeut te lijf gaan. Met een halfrond bot mes moet hij met zijn
volle gewicht de huid uitdrukken, kneden, en oprekken, zodat hij soepel wordt
en de transparantie die op bepaalde plaatsen optreedt, omdat het dier daar wat
ruimer in zijn vel zat, verdwijnt en de gehele huid wit wordt. Perkament noem
je daarom ook wel witgetrokken huid. De pergamano-techniek, met een bolletjes
pen witte lijnen maken in een papieren vel, is door Spaanse nonnen ontwikkeld
op perkament! Maar dat wil zeggen, wanneer je de huid niet uitrekt en in een
heel natte ruimte op een gebogen plaat neerlegt zodat hij heel langzaam droogt
en dan niet de kans krijgt ineen te krimpen, de hele huid transparant wordt. Altenburger
Pergament- und Trommelfellfabrik in Altenburg is daar een meester in. Nergens
zag ik zulk mooi transparant kalfsperkament. Ze staan op de komende beurs in de
Pieterskerk.
Ook duidelijk is dat dit transparante
perkament niet soepel kan zijn. Maar dat is voor allerlei toepassingen ook niet
gewenst. Denk aan schaduwpoppen gemaakt van perkament. Die mogen niet zomaar
ombuigen, wajangpoppen bijvoorbeeld. In veel landen worden schaduwpoppen
gemaakt: Turkije, India, Thailand en China. Vaak mooi beschilderd. Ook waaiers
moeten hun vorm houden. Trommelhuiden zijn vaak transparant en paukenvellen
altijd. In de Doelen in Rotterdam, zittend boven bij het orgel, kunnen we mooi
zien of er pauken met natuurvellen of kunststofvellen gekozen zijn. De
natuurvellen hebben witte plekken aan de rand: de plaatsen waar de paukenist
het vel raakt en dus het vel wit heeft uitgerekt.
Maar we hebben intussen wel een truc
geleerd: niet spannen om de transparantie te verkrijgen. En wat deed Edwards of
Halifax ? “Having chosen a skin with a
firm grain, take off with a sharp knife all the loose spongy part of the flesh,
then soak the part tob e ornamented with water, in which a small quantity of
pearl ash has been dissolved, till it is thoroughly wet, afterwards press it
very hard, and it become transparant.” Ik heb gevarieerd. Ik nam een natte huid
en klemde een plek tussen twee schijven en spande daarna de huid op het
spanraam. Na droging had ik een transparant venster in de verder witgetrokken
huid. De transparante plek beschilderde
Edwards aan de binnenkant en gebruikte de huid voor de nu unieke boekbanden.
Hij vroeg er patent op aan (patent 1462 van 1785. In te zien in Rijswijk, de
Octrooiraad).
Opgespannen, mooi wit getrokken huid is
zonder de ‘fysiotherapeutische behandeling’, vrij stug . Altenburg spant de
huiden op ramen mooi wit getrokken, maar doet dan verder niets. Het is passend voor trommelvellen. Die moeten
zo elastisch mogelijk blijven. Zo ook voor elke bespanning. Op wandpanelen,
poederzeven in de apotheek, grote bonenzeven op de boerderij. Ook in de Braziliaanse
perkamentfabriek worden de huiden gespannen op geperforeerde metalen ramen
zoals een looierij die heeft en in een droogkamer geschoven. Je voelt de
afwijkende soepelheid. Maar zij voegen iets aan het laatste bad toe om die
soepelheid te verkrijgen. En dat doet ook Tsjechië. Maar die fabriek is dan ook
een onderdeel van de Bata leer- en schoenenfabrieken in Otrokovice. Het
perkament van de laatste is zo anders dat je het geen echt perkament meer kunt noemen. Het natte vel wordt met
spijkers met een houten dopje op een groot houten bord gespijkerd om te drogen.
Het is overigens heel geschikt materiaal voor boekbinden.
Ik ken eigenlijk maar een perkamentmaker
die in die laatste fase volgens de traditie te werk gaat of liever ging, want
hij is met pensioen en heeft geen opvolger. Dat is Wildbrett in Bobingen,
Zuid-Duitsland. Hij is voor mij de maestro onder de perkamentmakers. Ik zag hem
bezig met het vlijmscherpe halve maansmes, de hoge tonen producerend die alle
eeuwen door in dit soort werkplaatsen hebben geklonken. Van de droge,
opgespannen huid, schaaft hij aan de haarkant met dit mes het dunne
hoornachtige laagje af, waardoor de huid soepeler wordt en tegelijk de mooie
gele kleur tevoorschijn haalt. Inkt en pigmenten kunnen zich direct hechten aan
de huid. Wanneer je dan nog met een doekje met azijn de laatste kalk weghaalt,
heb je perkament in al zijn schoonheid.
Wildbrett is ook de enige die geaderd
kalfsperkament maakte. Het in de huid gestolde bloed van een kadaver geeft die adering.
Aan die huiden is nu misschien alleen nog te komen met een deal in een
destructiebedrijf. Het vakgeheim is: zo’n huid mag na het villen niet gezouten
worden; het zout zou het bloed verspreiden over de huid. Hij moet zonder vouwen
gedroogd worden. Dan pas volgen de gewone handelingen, kalkbad enzovoort.
Wat zou het mooi zijn wanneer een
perkamentbedrijf, hoe klein ook, in Nederland van de grond komt.
Noten
1. Steven Johnson.
Londen, spookstad. Hoe een cholera
epidemie de wetenschap, de steden en de moderne wereld veranderde. Vertaald
door Janet van der Lee. Amsterdam, Meulenhoff 2006.
2. Mayhew, Henri.
London Labour and the London Poor. Herdruk Penguin, 1985.
3. Menahem Haran. ’Bible
Scrolls in Eastern and Western Jewish Communities from Qumran to the High
Middle Ages.’ In: Hebrew Union College Annual, Vol 56, 1985, pp. 21-62.
4. Menahen Haran. ‘Technological
Heritage in the Preparation of Skins for Biblical Texts in the Medieval
Oriental Jewry.’ In: Pergament. Geschichte – Struktur – Restaurierung –
Herstellung. Hrsg. von Peter Rueck. Sigmaringen, Thorbecke, 1991, pp. 35-43.
5. Baltazar Behem. Codex Picturatus. 1505. Biblioteka
Jagiellonska, Krakau. Afgebeeld bij Buecher: Die alten Zunftordnungen der Stadt
Krakau. Plaat XIV. Wenen 1889.
6. Ryder Michael L.,
‘Parchment, its History, Manufacture and Composition.’ In: Society of Archivist
Journal, April 1964, pp. 391-399.
7. R. Reed. Ancient
Skins, Parchments and Leathers. Seminar Press, London and New York, 1972.
No comments:
Post a Comment